Small adjustments, big impact

Welke spieren gebruikt een ruiter in draf?

Foto van Nienke de Wolff
Nienke de Wolff

He hoi! Ik ben Nienke — ORUN-5 Coach en ruitertechniek & biomechanica specialist.
Met mijn praktische, down-to-earth én wetenschappelijk onderbouwde werkwijze help ik ruiters hun techniek, balans en communicatie te verbeteren, zodat zij én hun paard met meer duidelijkheid en vertrouwen kunnen samenwerken.
Veel plezier met het lezen van mijn blog! Heb je vragen? Stuur me gerust een berichtje — ik denk graag met je mee.

Gebaseerd op EMG-onderzoek van Terada et al. (2004)

Welke spieren gebruikt een ruiter in draf? Als ruiter voel je het meteen: de draf vraagt ongelooflijk veel controle van je lichaam. Maar welke spieren werken nu écht mee wanneer je stil, gecentreerd en functioneel wilt blijven zitten? Het onderzoek van Terada en collega’s (2004) geeft daar een verrassend precies antwoord op. Zij onderzochten de activiteit van twaalf bovenlichaam spieren bij zes ervaren ruiters, die allemaal in draf reden op hetzelfde paard, zodat de verschillen volledig aan de ruiters toegeschreven konden worden.

En geloof me: je gebruikt meer spieren dan je denkt.


1. Stabiliteit tijdens de ‘impact fase’: schoudergordel en nek

Aan het begin van elke steunfase krijgt het lichaam van de ruiter een klap van de diagonaal die neerkomt. Om niet in elkaar te zakken, moeten bepaalde spieren snel en krachtig in actie komen:

Upper trapezius (bovenste monnikskapspier)
  • Piekactiviteit in vroege steunfase
  • Stabiliseert hoofd en nek op het moment van impact
  • Zorgt dat je niet letterlijk ‘door je nek zakt’
Middle trapezius (middelste monnikskapspier)
  • Wekt ook pieken in vroege steunfase
  • Houdt je schouderbladen stabiel en voorkomt dat je schouders naar voren getrokken worden door de teugels
Middle deltoid (middenste deltaspier)
  • Werkt samen met de trapezius
  • Helpt de schouder in positie te houden

Wat betekent dit voor jou?
Een stille hand begint bij een stabiele schoudergordel. Deze spieren creëren de basis waarop je arm en hand onafhankelijk kunnen functioneren.


2. De kern: buikspieren

Rectus abdominis (rechte buikspier)
  • Piekactiviteit in midden van de steunfase
  • Dit is precies het moment waarop het paard van neerwaartse naar opwaartse beweging schakelt
  • De buikspieren stabiliseren de romp én maken het mogelijk om je bekken soepel voorwaarts mee te laten wiegen

Waarom is dit belangrijk?
Een goede zit komt niet uit je rug, maar uit een stabiele, actieve core. De buikspieren zorgen voor:

  • Spinale stabiliteit
  • Controle over de bekkenkanteling
  • Mee kunnen bewegen zonder te verstijven

Dit verklaart ook waarom ruiters zonder sterke core sneller “achter de beweging komen”.


3. Controle van de handen: onderarm en bovenarm

Een stille hand heeft niets te maken met stijf vasthouden. Het is een fijn spel tussen flexie en extensie van de elleboog, perfect gecoördineerd met het ritme van de draf.

Biceps brachii (bovenarm – buiger)
  • Actief in vroege steunfase
  • Stabiliseert de hand tegen neerwaartse krachten
Triceps brachii (bovenarm – strekker)
  • Actief in late steunfase
  • Werkt omgekeerd aan de biceps
  • Samen zorgen ze voor een zachte, stabiele en constante verbinding met de mond
Flexor carpi radialis (polsbuiger)
  • Actief in vroege steunfase
  • Stabiliseert de pols bij de impact

Hierdoor blijft de afstand tussen jouw hand en het bit constant – essentieel voor een zachte verbinding.


4. Spieren die vooral houdingscontrole geven

Niet alle spieren werken in pieken. Sommige draaien meer op lage, tonische activiteit, vooral om je houding te ondersteunen.

Teres major (schouderblad)
Extensor carpi ulnaris (polsstrekker)
Serratus anterior (ribbenkast)
  • Lage variatie in activiteit → meer posturale spieren
  • Helpen bij de algehele houding van arm en schouder
  • Niet specifiek synchroon met het ritme van het paard

Deze spieren doen vooral mee op de achtergrond – maar zonder deze diepe stabiliteit zou je arm veel minder gecontroleerd bewegen.


Wat betekent dit nu voor jou als ruiter?

Dit onderzoek laat duidelijk zien:

✔ Draf vraagt om precies gecoördineerde spieractivatie, geen brute kracht.
✔ Je bovenlichaam doet veel meer dan alleen ‘rechtop zitten’.
✔ Romp stabiliteit is de absolute basis voor een stille zit én zachte hand.
✔ Een stille hand komt niet uit je hand, maar uit je schouder en rompstabiliteit.
✔ Ruiters gebruiken veel spieren reflexmatig, synchroon met de beweging van het paard.


Hoe vertaal je dit naar training?

Op basis van dit onderzoek kun je als ruiter vooral werken aan:

  • Buikspieren (voor bekkencontrole en rompstabiliteit)
  • Schouderstabiliteit (trapezius + deltoideus)
  • Armstabiliteit (biceps–triceps samenwerking)
  • Polsstabiliteit (flexor carpi radialis)

En dat hoeft niet in de sportschool; veel oefeningen kunnen gewoon thuis of leer er meer over in mijn online training.